zaterdag 16 juni 2012

Rebecca West over Joegoslavië

‘U ALS BUITENLANDERS KUNT DAT NIET BEGRIJPEN’

De Joegoslavië-crisis heeft aan westerse zijde zo’n unieke reeks politieke en diplomatieke blunders opgeleverd dat men zich afvraagt door wat voor voorstellingen onze politici zich lieten leiden toen zij in de zomer van 1991 met dit conflict werden geconfronteerd. Wat wisten zij van Joegoslavië en wat voor mythen en vooroordelen beïnvloedden hun politieke handelen? Vrij Nederland publiceerde in dit verband een veelzeggend interview met de Nederlandse adviseurs van oud-minister Hans van den Broek, die kennelijk helemaal niets van Joegoslavië wisten en voor de aanpak van het conflict een scenario uit het kruisrakettendebat uit de la haalden. Dit werkte niet, ontdekten ze later.
     Lord Carrington, die aanvankelijk namens Europa  ‘onderhandelde’, wist wel iets. Hij waarschuwde: laten we ons honderd keer bedenken voor we militair ingrijpen, want de Serviërs hielden met hun partizanen wel twintig Duitse divisies bezig. Ik hoor mijn geschiedenisleraar op school nog zeggen: het hele Joegoslavische volk zat in het verzet. Waar komen deze mythen toch vandaan? In de Tweede Wereldoorlog hielden de ‘Joegoslaven’ zich meer bezig met het afslachten van elkaar dan met de Duitsers en na afloop liquideerde de later zo respectabele Tito nog eens ontelbare politieke tegenstanders die geen enkele ‘oorlogsmisdaad’ op hun geweten hadden.
     Juist Engelsen, de grootste tegenstanders van militair ingrijpen op de Balkan, blijken gevoelig te zijn voor de voornamelijk door bluffende Serviërs zelf opgeblazen mythe der ‘Servische moed en onoverwinnelijkheid’. Het genre van de Balkan-memoires, dat dergelijke mythen genereerde, is ook nergens zo populair geweest als in Engeland. In de door John Allock en Antonia Young geredigeerde bundel Black Lambs & Grey Falcons. Women Travellers In the Balkans (Bradford University Press, 1991) passeert een hele rij Balkan-reizigsters de revue, van Edith Durham, nog altijd bekend om haar boek High Albania (1909), en Flora Sandes, die tijdens de Eerste Wereldoorlog een eenheid van het Servische leger leidde, tot aan Mercia MacDermott, die zich romantisch met de Bulgaarse zaak van Georgi Dimitrov identificeerde. Het bekendste is Rebecca West, die met haar Black Lamb and Grey Falcon. A Journey Through Yugoslavia (1941) een blijvende bijdrage heeft geleverd aan de beeldvorming over dit gebied. Talloze Engelse en andere toeristen hebben dit boek op hun Joegoslavië-reis in hun bagage gehad.
     De oorspronkelijk uitgave telt meer dan duizend pagina’s. De verkorte versie in The Essential Rebecca West biedt niettemin reeds een schat aan gegevens, indrukken en meningen over Joegoslavië die, hoewel ze vaak omstreden of onverifieerbaar zijn, een interessant licht werpen op de huidige situatie op de Balkan en de westerse beeldvorming ervan. Tijdens haar reis in 1937 tekent Rebecca West overal waar ze komt de vooroordelen op die de ene bevolkingsgroep over de andere heeft en de hatelijkheden die over en weer gaan als met name Serviërs en Kroaten elkaar ontmoeten. Het meest complex zijn voor West de Serviërs, van wie ze zegt dat ze ‘van alle mensen het minste weerzin hebben om te vechten’. Ze toont ons een primitief op alles wat moslim is afgevende chauffeur Dragutin, die ook in staat is een lang Servisch gedicht over een Servische mythe te reciteren, waarvan hij het een ‘schande’ vindt dat zij het niet kent. Karadžić, de bombardeur van Sarajevo, heeft overigens ook dichtbundels op zijn naam staan.
    Tijdens een bezoek aan het oude slagveld van Kosovo tekent West uit de mond van haar gids, een Serviër en regeringsambtenaar, woorden en een redeneertrant op die ook nu telkens doorklinken: ‘Ik denk niet dat u het begrijpt, want het is erg persoonlijk voor ons Serviërs, en dat is wat buitenlanders nooit zullen vatten. Het is voor jullie te moeilijk, we zijn te ruw en diepzinnig voor jullie gladheid en oppervlakkigheid. Daarom zijn de meeste boeken over ons onbeschaamd onwaar.’ De gids gewaagt van ‘dingen die jullie Engelse hersenen niet begrijpen en waarvan ons Servisch bloed zeker is. Waarom moeten westerse idioten hun speeksel laten druipen op onze heilige dingen?’
     West meent dat wat in Joegoslavië gebeurt essentieel is voor de geschiedenis van Europa. Ze herinnert ook aan de paleismoord op het Servische koningspaar in 1904: ‘Pas nu besef ik dat toen Alexander en Draga van het balkon vielen, de hele moderne wereld met heen mee viel.’ Daarna begon, aldus West, de opbouw van het moderne Servië, die de jaloezie wekte van Oostenrijk en daarmee de grondslag legde voor de Eerste Wereldoorlog.
     Tegelijkertijd is West in haar epiloog (uit 1941) bitter over het gebrek aan westerse belangstelling voor het lot van Joegoslavië. Haar klacht over de passieve houding van Engeland tegenover het aanstormende fascisme en de politiek van ‘niet-interventie’ in de Spaanse Burgeroorlog die de fascistische krachten alleen maar moed inblies, lijkt veel op de in brede kring levende kritiek op de huidige westerse onwil tegen ingrijpen in de Joegoslavië-crisis. Deze passiviteit zou immers de deur wijd openzetten voor etnische zuiveringen (een nieuwe naam voor fascisme) elders in Europa.  
     Hadden onze beleidsmedewerkers iets van Rebecca West kunnen leren? Waarschijnlijk wel, maar de praktijk leert dat het Westen zijn ‘vitale belangen’ in Joegoslavië zo gering acht dat de politiek er vrede mee heeft dat mythen reëel blijven en onderhandelingsscenario’s fictief. Zie Carrington, ooit de baas van de hele Navo, met zijn angst voor de Servische gevechtskracht, waarin hij ongetwijfeld geloofde. Rebecca West stuitte in Joegoslavië op de grens van wat ze rationeel kon bevatten. Daarom ging zij in Joegoslavië geloven: in de unieke overgave van de mensen op orthodoxe kerkdiensten, in de Slavische ziel, in de ongeëvenaarde schoonheid der Montenegrijnen, in het bijzondere van allerlei rituelen. Reeds een paar jaar later, toen Tito aan de macht kwam, was er van haar Joegoslavië weinig meer over. De werkelijkheid bleef echter zo paradoxaal dat haar boek niet gedateerd raakte.

Naar aanleiding van The Essential Rebecca West (Penguin, 1987).

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in Vrij Nederland, 11 september 1993, p. 81.