zondag 19 juni 2016

Herman Gorter, Hugo Claus en Kees Fens (Recensie)

HUIS CLOS: HERMAN GORTER, HUGO CLAUS EN KEES FENS
 
Sinds jaar en dag geeft Huis Clos subliem door Piet Gerards vormgegeven boeken uit rond eigenzinnige schrijvers en kunstenaars. De laatste tijd komen er geleerd ogende essays in de sfeer van de neerlandistiek bij. Johan Sonnenschein (1980), lector Nederlands in Luik, waagt zich aan een teksteditie met uitvoerig commentaar van het gedicht ‘Een dag in ’t jaar’ van Herman Gorter (1864-1927) dat postuum voor het eerst in 1948 is gepubliceerd. Waarom is dit gedicht van ruim 800 regels, waarin een ik vanuit zijn torenkamer op het platteland in de zondige jungle van een stad terechtkomt,  zo belangrijk dat een afzonderlijke heruitgave nodig is? Het is volgens Sonnenschein in zijn voortreffelijke ‘rondleiding’ alleen al interessant omdat het ontstond tussen  de meesterwerken Mei (1889) en Verzen (1890): ‘als poëtisch document van de enige dichter van voor 1900 wiens werk nog in de originele bundels wordt herdrukt.’ Hij plaatst het stadsgedicht van de natuurdichter binnen de literatuur en filosofie van de tijd maar ook binnen de Nederlandse traditie, waarin Leopold en Nijhoff met ‘Cheops’ en ‘Awater’ het ‘middellange gedicht, tussen epiek en lyriek’ […] een “ding” op zich’ maakten. Voor wie alle verwijzingen naar Nietzsche te veel worden, blijft Gorters poëzie over die nu voor het eerst separaat is uitgegeven: bij vlagen misschien wat onaf maar evenzeer verrassend modern of uitbundig: ‘Want zoo werd mijn hart geboren / ik kan niet hooren / ooit een geluid / of diep in mij fluit / mijn eigen zielsvogel diezelfde toon.’ Paul Claes (1943) promoveerde ooit op de poëzie van Hugo Claus en brengt in Meester Claus – zijn 117de boekpublicatie volgens de flap - vier stukken uit de jaren 1985-2014 bijeen. Dit is voorbeeldige lectuur voor lezers die Claus kennen en waarderen of voor een cursus poëtica maar lijkt minder geschikt om anderen te enthousiasmeren. Wie Claus links liet liggen, krijgt genoeg materiaal om dat zo te laten. Claes analyseert vooral de negatieve emoties in zijn poëzie: dwang, claustrofobie, agressie, angst, beklemming. Hij stelt dat Claus al ‘gekluisterd wordt door zijn naam’ die volgens hem in verband gebracht kan worden met het Latijnse werkwoord ‘claudere’ (sluiten, belemmeren) en zo ook met ‘kluisteren’, ‘kluis’ etc. Maar je hoeft ook geen kerkganger te zijn om een niet aflatende ‘oorlog met de roomse religie’ geen thema voor poëzie te vinden. Claes beweegt zich vooral binnen een academisch kader en haalt theoretici als Algirdas Greimas en Jacques Lacan van stal. Kees Fens (1929-2008) doet het zonder dat soort referenties. Het vers wint bevat de teksten van zijn eerste recensie uit de Volkskrant, over Hella Haasse uit 1969, en de laatste, over Petrarca uit 2008. In zijn inleiding meldt Erik van der Berg dat de naam Fens nooit viel op Amsterdamse universiteitscolleges Nederlands in de jaren zeventig en tachtig. Decennia zijn voorbij en Fens is dood maar zijn leesbaarheid blijft er niet minder om. 

Johan Sonnenschein, Een glorieus ding. ‘Een dag in ’t jaar’ van Herman Gorter. 2014. 126 p. 600 ex. € 15 | Paul Claes, Meester Claus. 2015. 69 p. 350 ex. € 12,50 | Het vers wint. Van en over Fens. 2015. 21 p. 250 ex. € 3,50 | (Huis Clos, p/a Gerard Terborgstraat 16 hs 1071 TM Amsterdam info@uitgeverijhuisclos.nl)
 
| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20  (2015), NR. 3, PP. 64-66.